Cobie Voorberg
5 min.
In 2020 schreef mijn collega Anje Slootweg een blog over een meneer en mevrouw, ik noemde ze Esther en Theo. Zij besprak de vraag of Esther recht heeft op een vergoeding voor het bedrag dat zij heeft geïnvesteerd in de verbouwing van Theo's woning, ondanks het feit dat zij niet getrouwd zijn, geen geregistreerd partnerschap hebben en geen samenlevingscontract hebben. In deze blog ga ik in op de verjaring van de vordering van Esther: hoelang heeft zij de tijd om haar vordering in te stellen?
Situatie
In 2010 besluiten Esther en Theo samen te gaan wonen. Dat doen ze in het huis dat eigendom is van Theo. Ze trouwen nog niet, worden geen geregistreerd partner en laten ook geen samenlevingscontract opstellen. Ze hebben het leuk samen en er wordt een zoon geboren. In 2015 geeft Esther aan Theo aan dat ze de woning graag wil upgraden. Er moet grondig verbouwd worden om de woning aan te passen aan haar wensen. Theo meldt dat hij daar het geld niet voor heeft. Esther heeft dit geld wel: zij kan het van haar moeder krijgen. Esther zet haar wensen door en de bouwvakkers gaan aan de slag. De uiteindelijke rekening die Esther betaalt, komt uit op zo’n € 60.000 tot € 70.000.
Scenario 1: samenlevers
Het geluk van Esther en Theo is niet voor altijd. Ze beëindigen hun relatie in juni 2024. Esther en Theo proberen afspraken te maken over de financiële gevolgen van het einde van hun relatie, maar ze komen er niet uit. Esther geeft aan dat zij haar geld heeft geïnvesteerd in Theo’s woning en dat het daarom voor de hand ligt dat zij haar investering terug ontvangt. Theo vindt dit onzin. Hij is van mening dat de verbouwing helemaal niet tot waardevermeerdering van de woning heeft geleid en dat hij de verbouwing nooit nodig heeft gevonden. Hij past ervoor om nu achteraf de rekening gepresenteerd te krijgen. Esther schakelt een advocaat in om haar geld terug te vorderen. De advocaat van Esther wijst haar op de verjaring van de vordering. Vijf jaar nadat de vordering opeisbaar is geworden, is deze op grond van de wet verjaard. Esther had de verjaring kunnen stuiten, maar dit heeft zij niet gedaan.
Scenario 2: gehuwden
Stel nu dat Esther en Theo binnen de verjaringstermijn van vijf jaar, met elkaar getrouwd waren. In dit geval zou het anders zitten. Wanneer de vordering van Esther nog niet verjaard is op de trouwdag voorziet de wet in een verlengingsregeling waarbij een verjaringstermijn wordt onderbroken door het huwelijk of door een geregistreerd partnerschap van de betrokkenen. Op de trouwdag wordt de verjaringstermijn als het ware ‘gepauzeerd’. De verjaringstermijn gaat weer lopen na een echtscheiding en is dan nog zes maanden. In dat geval zou Esther, uitgaande van een echtscheiding op 1 juni 2024 nog tot 1 december 2024 de tijd hebben om een beroep te doen op haar vordering, in plaats van dat de vordering al verjaard was, zoals in het eerste scenario.
Staan samenlevers dan na vijf jaar met lege handen?
Gelijkstelling op grond van de redelijkheid en billijkheid
Het verschil tussen scenario 1, waarin Esthers vordering verjaard is en scenario 2 waarin Esthers vordering nog niet verjaard is, lijkt niet helemaal rechtvaardig. De vraag rijst of samenlevende partners niet gelijk kunnen worden gesteld met gehuwden op grond van de redelijkheid en billijkheid.
Deze vraag is in de achterliggende jaren al vaker voorgelegd aan rechtbanken en hoven. Hieruit volgt dat er situaties denkbaar zijn waarin samenlevenden gelijkgesteld kunnen worden met (niet van tafel en bed gescheiden) echtgenoten of geregistreerde partners. Dit hangt af van alle relevante feiten en omstandigheden. Bijvoorbeeld of de betrokkenen hebben samengeleefd als waren zij echtgenoten, of er een samenlevingsovereenkomst is gesloten en of sprake is van een gemeenschappelijke woning. Wanneer dergelijke omstandigheden aanwezig zijn kan er aanleiding bestaan voor het gelijkstellen met echtgenoten en kan Esther een beroep doen op de verlengingsregeling, waarbij de verjaringstermijn wordt onderbroken. In de situatie van Esther, waarbij er geen samenlevingsovereenkomst is gesloten en geen sprake is van een gemeenschappelijke woning, zal dit dus lastig worden.
Verrekening
Vist Esther dus na vijf jaar achter het net? Nee, dit ligt niet zo zwart-wit. In de afgelopen maanden zijn er een aantal uitspraken gepubliceerd waarin samenlevers toch nog een beroep op verrekening konden doen, ondanks dat de vordering was verjaard. Als Theo dus nog een vordering op Esther zou hebben, dan zou Esther deze vordering wellicht kunnen verrekenen met de verjaarde vordering die zij op Theo had.
Conclusie
In principe verjaart de vordering van Esther vijf jaar nadat deze opeisbaar is geworden. Wanneer zij getrouwd zou zijn, binnen de verjaringstermijn, dan zou deze termijn onderbroken worden door het huwelijk. Of samenlevers gelijk kunnen worden gesteld met gehuwden hangt sterk af van de omstandigheden van het geval. Wat de laatste maanden wel steeds vaker wordt toegewezen is verrekening van een vordering van samenlevers, ondanks dat deze vordering dus al verjaard is.
Samenlevers doen er dus verstandig aan om hun rechten en verplichtingen goed vast te leggen, bijvoorbeeld in een samenlevingsovereenkomst.